Artisante an de Syl: De swarte winkel, sigarenmagazijn I.A. Berghuis (1919 – 1951)

ARTISANTE  AN  DE  SYL  (8)
door Warner B. Banga & Piet de Haan

De grutterszoon Igle Albert Berghuis werd geboren op 15 juli 1888 als zoon van Albert Piers Berghuis en Froukje Jaarsma. Zijn ouders hadden een mosterdmaalderij in de Hoogstraat, waar nu de HEMA is. Aan de overkant, op de Hoogstraat C15 (nu pand Kooistra), begon zoon Igle in 1911 een sigarenzaakje. In mei van dat jaar was hij getrouwd met de molenaarsdochter Renske van der Heide uit Metslawier. De kozijnen van zijn winkel schilderde hij zwart om meer aandacht op het pand te vestigen. De zaken gingen goed en het echtpaar werd gezegend met drie kinderen: zoon Albert (1913) en twee dochters Atty (1918) en Froukje (1922). Naast zijn winkel begon Igle een groothandel in tabakswaren; vooral sigaren en sigaretten. Dokkum was in die periode met een sterk groeiende middenstand en vele grosssierderijen de ‘Koopstad van het Noorden’. Er waren in de stad ook verschillende sigarenmakerijen, onder andere aan het Zuiderbolwerk en in de Strobossersteeg.

Op 23 januari 1919 kon Igle het hoekpand aan de Diepswal B-65 (nu nummer 1) kopen van de dames Van Erp: een ideale plek voor een winkel in rokerswaren. Het hoekpand aan de Zijl werd zo een ‘Sigarenmagazijn’, waar menig Dokkumer zijn ‘rokertje’ haalde om daarna even bij de brugleuning van de Syl een pijpje of sigaartje op te steken. Aan oude foto’s en ansichtkaarten te zien, schilderde Igle Berghuis aan de Diepswal de kozijnen opnieuw zwart. Zijn winkel was zeven dagen per week open, tot ’s avonds laat. Zelfs op zondagmorgen ging hij open, want dan gingen de rooms-katholieke gebroeders Bary uit rijden en kwamen ze eerst langs om sigaren te kopen. 

Beneden was de winkel en bij het trapje omhoog was ‘it keamerke’, waar iedereen overdag zat, want dan kon moeder Renske de klanten helpen. Op de zolderverdieping was het magazijn. Daar stonden alle tabakswaren opgeslagen en uitgestald. Met behulp van een katrol werd grote pakken tabak en rokerswaren via de hoekerker omhoog getakeld om op zolder verpakt te worden in kleine hoeveelheden en dan ging het via de steile trappen weer naar beneden en werd het ‘útsutele’ in de dorpen rondom Dokkum. Vader Igle was dan hele dagen op de fiets op pad om klanten te werven; hij maakte ‘routes’ door Oost- en Westdongeradeel, de Wâlden, het Bildt en steeds verder tot aan Midden-Fryslân toe. Zo bouwde hij zijn grossierderij tussen 1919 en 1949 steeds verder uit. Hij was soms met Fedde Sonnema (van de Berenburg) op reis, dan combineerden Dokkumer kooplui hun ritten en dan bezochten ze alle dorpscafés, -winkels en alles wat ze tegenkwamen en probeerden daar hun spullen te verkopen. Dan kwamen ze met gevulde orderboekjes weer thuis en werden de bestellingen klaargemaakt en verpakt. Op woensdagmiddag en zaterdagmorgen werd alles naar de ‘karriders’ op de Markt of bij de Burgerschool gebracht en die bezorgden het weer bij de klanten. 

Vlak voor de oorlog raakte Igle Berghuis overspannen en moest hij een half jaar kuren bij Hofker op Ameland. De zaak werd door een invaller voortgezet. Het sigarenmagazijn bleef de gehele oorlogsperiode geopend, maar werd waarschijnlijk verhuurd. In de oorlog was de Zijl natuurlijk een centrale plek in Dokkum, waar in mei 1945 uitbundig de bevrijding werd gevierd. Igle Berhuis verhuurde het hoekpand rond 1951 aan Louw van Sinderen & Co uit Holwerd en na 1954 aan Wopke Postuma uit Dokkum die er na de ‘zwarte winkel’ een ‘Rode Winkel’ vestigde. 

 

Bijschrift foto: Het zwart geschilderde Sigarenmagazijn van Igle Albert Berghuis (inzet) en advertenties uit 1921 en 1932 voor rookwaar en Russische sigaretten.

 

Artisante an den Syl: dames-modemagazijn van Erp (1905-1919)

Je zou het niet zeggen, maar waar je nu een Dokkumer biertje drinkt of een smakelijke tosti verorbert, werd ooit dameskleding –vooral met bont – genaaid en gepast. In 1854 opende de uit Leeuwarden afkomstige kleermaker Dirk Hugo van Erp een peltwerkerij en dames-kledermakerij in de Nauwstraat. In een peltwerkerij werd bont bewerkt tot kledingstukken. Naast op maat gemaakte dameskleding was deze ambachtsman een specialist op het gebied van marter- en vossenbont ‘naar den nieuwsten smaak bewerkt’. Bovendien bood men in Dokkum jaarlijks de allernieuwste modellen dameshoeden aan, waarvoor dan een ‘expositie’ voor de vaste clientèle werd georganiseerd.

Op 6 maart 1902 overleed peltmaker Dirk Hugo op 69-jarige leeftijd en zijn twee oudste dochters Geertruida en Maria, die de kleermakerij toen al hadden overgenomen, besloten hun winkel te verplaatsen naar de hoek van de Diepswal en de Hoogstraat. Met die verhuizing maakten ze bovendien plaats voor hun jongere broer Dirk Hendricus IJvo, die in de voormalige winkel van zijn vader een banket- en suikerwarenwinkel begon. Tevens bood hij daarbij ‘tegen scherp concurrerende prijzen’ zijn diensten als huis- en reclameschilder aan.

In 1905 kochten Geertruida en Maria van Erp voor f 7000 het hoekhuis van Gosewinus  Heeringa en dienden bij de gemeente Dokkum een bouwaanvraag in voor een ingrijpende verbouwing en modernisering van het winkelpand, dat tevens werd verhoogd. Dat werk lieten zij uitvoeren door timmerman Sjabbe Erich, die onder andere de dakkapel verfraaide met een gemetseld bovenstuk. Daarbij maakte het puntdak plaats voor een plat dak met dakpannen aan de voor- en zijkant.

In augustus 1906 begonnen de costumières hun Dames-Modemagazijn aan de Diepswal. Hoogstwaarschijnlijk om hun vader Dirk Hugo te eren stond er in mooie, decoratieve, door broer Dirk geschilderde letters D.H. van Erp op de daklijst en Firma D.H. van Erp op het glas boven de winkeldeur. De jaarlijkse exposities met modelhoeden werden ook op de nieuwe locatie weer opgevoerd en tevens verkocht men ‘blouses, costume- en tusschenrokken, ceintuurs en voiles’. De pelterij en verkoop van bont werd ondanks het overlijden van vader voortgezet; blijkbaar had hij zijn kennis over de bontverwerking kunnen overdragen op zijn kinderen ‘daar dit artikel vakkennis en vertrouwen eischt’. Ook voor motbestrijding kon men bij de firma Van Erp terecht.

De dames Van Erp hadden twee zaken; zij bezaten ook het pand [C21] schuin aan de overkant naast het Dokkumer stadhuis. Desondanks gingen de zaken niet helemaal naar wens en moesten de zusters Van Erp enkele leningen afsluiten om het hoofd boven water te houden. In 1911 werd zelfs een royement uitgesproken en in 1915 verkochten ze hun winkelpand in de Hoogstraat-west aan Bauke Wijbrens Mellema, die in 1931 ook het Artisante-pand [B66] [nu Hoogstraat 2] van buurman kleermaker Elle Ellens zou kopen. Het dames-modemagazijn zou tot 1919 blijven bestaan. Geertruida en Maria Van Erp verkochten toen hun hoekpand aan Igle Berghuis en vertrokken in 1921 naar Nijmegen.

FOTOBIJSCHRIFT:
Trude en Maria van Erp, waarschijnlijk gefotografeerd in de fotostudio van de gebroeders Heeringa.

JE MUTTE MAR HOARE WY’T SEIT EVEN UN TERRASKE (OP)PAKKE

Na tiden fan rust is de horeka in Dokkum wear folop in bedryf. En om de corona-skade wat inhale te kinnen het de gemeente de kroegen toestemming geven om de terrassen nòg groater te maken. En dat kinne je siën! Bij moai wear is ut beregesellug in oans altyd moaie binnenstad. Nou ja, altyd, lees feral fearder…
Nyt allenug op ‘e straat, mar òk op ut water kinne je nou un bierke kope! Nou mut ik wel sêge dat ut ene drivende terras mij wat mear anspreekt dan ut andere. Su is ’er un moaie tjalk by de Halve Maen, mar òk un izeren ponton en un deur un útkykterras nòg mear út ferhouding raakt pannekoekskip. En Sinterklaas syn pakjesboat is òk werom! Nou het ‘y anleit foar Bar Zelle om de wat ouwere kynders wat lekkers te geven.

Op myn tochtje deur de binnenstad naar nòg mear leuke terraskes kwam ik fia un òk geselluge Breedstraat út op ’e Markt. Ik blyf dy iisfontein un moai ding finen. En ik dòcht: dan sil de horeka òk wel un terraske op ’e Markt maakt hewwe. Even kike en: ja! Wêr froeger Van Sinderen Klassemeubelen sat, hadden se su te siën un terraske maakt. Leuk, dòcht ik nòg. Wêr’st froeger bij De Beurs un bierke hale konst, hadden se nou stoeltsjes delset. Maar toen ik dichterbij kwam, dòcht ik: wat is dit nou foar samenraapt soadsje? Allegaar ferskillende stoëltsjes in allerlei kleurkes en doazen en ander ferpakkingsmateriaal op oans nije, skoandere plein! En nòg beter kikend bleek ut un soart loadsferkoop fan tafeltsjes en stoëltsjes te wezen. Is ut dus un outlet ofsu? Van klassemeubelen naar krisisstoëltsjes…

Se hewwe selfs un peard op ut balkon set! Ut mut nyt gekker wurde. At se ’em in ’e gang set hadden, had ik ut nòg wel un goëie grap fonnen, mar nou is ut un degradaasy fan de eens su moaie Beurs an de nije Markt, dy ’t foar tonnen opknapt is en wêr bulten toeristen op af komme.

Jammer, jammer, ondernimmers an De Markt! Dit lykt ’er nyt op. Jim late de kâns lêge om der wat moais fan te maken. In plaets fan un útnoadugende en gastfrije sfear te maken, binne jim nòg nyt fearder komen dan un útdragerij fan plestik.
Oppakke!

Siderius

Artisante an de Syl: middenstanners & winkeliers

ARTISANTE  AN  DE  SYL  (6)
door Warner B. Banga & Piet de Haan

Na het dichtslibben van het Dokkumer Grootdiep – de zeeverbinding met de Lauwerszee – vertrok de Admiraliteit naar Harlingen en richtte de zeestad Dokkum zich steeds meer op de landhandel. Door het graven van een trekvaart naar Groningen raakte men in grote financiële problemen. ‘Arrem Dokkum’ werd bespot met: ‘Dokkum is een koopstad, een Koopstad boven maten. Daar is anders niet te koop als spieringen en granaeten…’

Maar stad en omringend platteland hadden elkaar nodig: particuliere ondernemers, ambachtslieden en kooplui in de stad richtten zich op de handel met het platteland en boeren en vissers kwamen naar Dokkum om hun producten te slijten en benodigdheden te kopen. Regionale markten werden steeds belangrijker tot in de 19e eeuw handelslieden hun waren voortaan vanuit winkels en magazijnen gingen verkopen. De gilden maakten plaats voor middenstanders en fabrikanten; Dokkum kwam tot nieuwe economische bloei door ‘koophandel en fabriekswezen’. Panden op strategisch belangrijke plaatsen kregen een andere functie: zo’n plek was De Zijl en zo’n straat was de Hoogstraat.

Eerst was het hoekpand in handen van de zilversmid Jeppe Klases Smedema, die in 1781 meester zilversmid werd en tot 1798 staat vermeld in het gildeboek van het zilversmedengilde. Hoogstwaarschijnlijk is hij ook de tekenaar en auteur van de uiterst gedetailleerde minuutkaart van de binnenstad van Dokkum in vogelvlucht uit 1788. Daarna bezaten en bewoonden verschillende ambachtslieden en kooplui – die steeds vaker ‘winkelier’ genoemd werden – het hoekpand, ‘staande op een der besten standen nabij het Stadshuis’ aan De Zijl. Gelukkig belanden we dan langzamerhand in een periode, waarover veel meer documentatie en beter beeldmateriaal beschikbaar is. Ook in de straten van Dokkum komen we steeds vaker een ‘photograaf’ tegen en steeds meer is hun werk bewaard gebleven! Het waren met name de in Dokkum wonende fotografen Hendericus Jacobus de Koe en Willem Jacob en Klaas Sybrandus Heeringa die dit gat in de markt op de korrel namen. Veel van de allereerste prentbriefkaarten van Dokkum zijn door hen gemaakt en uitgegeven.

Op de oudste foto’s van het Artisante-pand vallen met name de smalle deur en het fraaie bovenlicht op. Achter de ramen staat wel koopwaar en boven de twee eerste ramen hangt een zonnewering om de artikelen tegen warmte en verkleuring te beschermen. De man in de deuropening zou zomaar Siebe Aukes Beek of de jonge Gosewinus Heeringa kunnen zijn, want in hun tijd werd die eerste ‘glasplaat-foto’ gemaakt…

Op de kozijnen van zijn winkelramen stonden na een verbouwing de woorden: HOROLOGES, GOUD en ZILVER, terwijl de etalages vol hingen met gouden oorijzers, zilveren geboortelepels en andere kostbaarheden. Heeringa verkocht echter ook huishoudelijke artikelen en galanterieën. Hij was tussen 1885 en 1903 eigenaar van zowel het pand in Hoogstraat als het hoekpand aan de Diepswal, net als bij de huidige Artisante-situatie. Waarschijnlijk zijn er toen ook doorgangen tussen de beide panden gemaakt, die na de laatste verbouwing weer in gebruik genomen zijn.


Inzet: detail van de hoek Hoogstraat-Diepswal uit de vogelvluchtkaart van Smedema uit 1788 en honderd jaar later één van de eerste foto’s van de Hoogstraat en het Artisantepand rond 1888 – FOTO STREEKARCHIEF NOARDEAST-FRYSLÂN

JE MUTTE MAR HOARE WY’T SEIT: UN BRUG TE FEUL

Hewwe jimme foaruge week òk sitten te janken bij de presentaasjes foar ut Harddraverspark? Ik wel…
Onder ut motto ‘groat, groater, groatst’ presentearden dry arsjitektenburo’s oans op basis fan ondersoek deur un buro út Arnhem plannen, wêr’t de grize mij fan over de grouwe gong. Nou mutte buro’s út Arnhem oans gaan fertellen hoe’t we oans stadsje ut best ferpeste kinne… (binne jimme wel us in Arnhem weest?). De toeristen en dagjesmênsen, dy’t straks bij duzenden en met bussenfòl op ut Kalkhúsplein loasd wurde, strome deur ut nije, futuristise kultuerpark over wel dry bruggen oans stadsje binnen. Mear rúmte foar bruggen is der helaas nyt, want de bolwerken binne hier in 1583 nyt breder maakt… Toen de histoarise ferenugingen en klups fan Dokkum in november un boaze briif skreven over un foetgangersbrugge naar ut Noarderbolwerk – flak naast de Aelsumerpoarte – sei de interim-wethouwer: “Jimme wurde betrokken in de planvorming!” We hewwe niks wear hoard, mar nou het er over de Hardridersgracht selfs twee (!) foetgangersbruggen in gedachten… Der is krekt foar tonnen infesteard om de Halvemaenspoarte te ferspikeren en nou komt der 50 stappen fearderop nòg un brugge naast? Met un groate, moderne knik der in, sudat je evenfear omlope as fia de Halvemaenspoarte… Je siën doar de bruggen ut bolwerk nyt mear.

Wêrom is ‘gewoan’ in Dokkum noait gek genoeg? Honderden kampearders en rustsoekers – dy’t al jaren tefreden naar Gerkes prachtuge stadskempinkje komme en regelmatug in de stad winkele of un hapke ete – wurde an de kant skoven foar un stuk of tien futuristise fakânsjehúskes, wêr’t gynien om fraagd het. Foar wy wurdt dit eigenluks un rekreaasjepark? De Dokkumer sportklups foële sich belazerd en jarenlang overleg met de gemeente (Dongeradeel) wurdt sumar furtsmiten. “Dêr hoeve wij oans nyt an te houwen!” durft su’n interim-wethouwer te sêgen. Skame jou je nyt? Disse frijwillugers wille graag sporte en nyt eindeloas lulle met de gemeente om er dan achter te kommen dat’er tòch nyt lústerd wurdt.Ik slaan òk wel us un baltsje op ut Sjuk-Oome Hof en wij staan ècht nyt “te trappelen” om naar ut Tolhúspark te gaan, mar at de gemeente de klup un fette wurst foarhoudt – in de form fan un gloëdnij tenniskompleks – bist wel gèk ast dêr nyt in hapst. Wij hewwe niks wear hoard.

Ik blyf mij trouwes mar affragen wy’t dit straks allemaal betale màg. Wannear gaat oans WOZ-waarde wear drastys omhoog? Want dou en ik sille hierfoar dòkke mutte! Dan sit de interim-wethouwer al lang op syn folgende klus. Dokkum mut gyn Giethoorn wurde en al helegaar gyn Bilbao! Bouw ut kempinkje út. Maak un moai stadsstrandsje foar de liëve jeugd en de kampearders en brúk ut Harddraverspark naast út foetballen, kaatsen en tennus as parkearrúmte en evenementen-terrein – met un fast poadium – flak naast de binnenstad. Mênsen wille en kinne ècht wel over de Halvemaanspoarte de stad inlope. Fier poarten is ieuwenlang genoeg weest foar alle besoekers van Dokkum.

Wy trekt hier in Noardoast-Frysland eigenluk ècht an de touwtsjes? De doar dij en mij koazen gemeenteraad of un groep ondernimmers en annimmers dy’t fan te foaren alles al bekonkeld hadden? Laat jimme nyt foar de gèk houwe en opgeile met moaie plaatsjes: we hewwe der gyn geld foar en ferpeste oans moaie stadsje der òk met. Inwoaners en feral kiezers út Dokkum, let de kommende weken goëd op welke partij wêrfoar gaat, want der komt un dag dat jimme wear naar ut stemhokje gaan kinne.

En dan òk nòg durve te sêgen dat niks doën – plan 4 – òk un opty is (dus wij mutte wel foar ien fan de andere plannen gaan): skandalug! Disse drie plannen mutte feral drie plannen blive! Ut is gewoan un brug – of twee – te feul.

Su, dat bin ik kwyt!

Warner B. Banga


DE HÔN IN ’E POT OF… IN ’E DOOFPOT?

Door de corona-maatschappij vindt men momenteel bij ‘Artisante an de Syl’ de hond in de pot, al kan er natuurlijk wel een lokaal hapje besteld of afgehaald worden. Over potten en pannen gesproken: bij de verbouwings- en graafwerkzaamheden in de kelder van het pand Diepswal 1 – ten behoeve van een grotere en moderne keuken – werd in 2014 een geglazuurde roodbakkende stenen voorraadpot of kruik gevonden.
De hulp van deskundigen van Museum Dokkum werd ingeroepen en die dachten meteen aan een doofpot, vooral door de verweerde en ingebrande binnenkant. Volgens Drs. Nina Jaspers van Terra Cotta Incognita lijkt deze pot inderdaad een doofpot. Die is vaak goed te herkennen aan een ongeglazuurde binnenkant met daarin as- en roetaanslag, ten gevolge van de kooltjes die daar veiligheids- en zuinigheidshalve in bewaard werden aan het eind van de dag. Dergelijke doofpotten stonden altijd naast de vuurplaats in de keuken of bij de haard in de woonruimte en waren een belangrijk middel om brand te voorkomen.

Dit type doofpot van roodbakkend aardewerk met loodglazuur was in omloop in de 17e eeuw. Er behoorde een passende deksels bij met een dubbele sluitrand om de doofpot luchtdicht af te sluiten, zoals gevonden bij archeologische opgravingen in de Havenstraat (locatie Galeiwerf) in Vlaardigen. Hier werd het huishoudelijk afval in een laat 17e-eeuwse beerput onderzocht, waarbij een doofpotdeksel van het type r-dek-16 werd aangetroffen. De dubbele sluitrand diende om de pot luchtdicht af te sluiten, zodat de nog gloeiende kooltjes in de pot snel zouden doven door zuurstofgebrek. De overgebleven resten brandstof werden de volgende dag opnieuw gebruikt, dus op die manier werd verspilling tegengegaan. Ook kon hout in de doofpot verkolen tot houtskool.

Samen met de in Dokkum gevonden pot kon een mooie reconstructie gemaakt worden van hoe zo’n doofpot er destijds moet hebben uitgezien. Hier vond men dus niet de hond in de pot, maar werd alles veilig in de doofpot ges


Reconstructie van 17e-eeuwse geglazuurde roodbakkende stenen doofpot uit Dokkum met een deksel uit bodemvondst in Vlaardingen.

Warner B. Banga en Piet de Haan