Artisante an den Syl: klassiek met un berenburgje

Naast het karakteristieke hoekpand aan de Diepswal, met door de eeuwen heen vele bijzondere bijwoners, bestaat Stadscafé Artisante sinds 2017 uit een tweede, aangrenzend pand aan de Hoogstraat 2, waarvan wij eerder beschreven dat daar ooit het oudste raadhuis van Dokkum gevestigd was.

In het voorjaar van 1963 kochten vader Klaas en zoon Gooitzen Sjoerdsma dit pand in de Hoogstraat van de gebroeders Mellema. Het winkelpand werd grondig aangepakt en verbouwd, maar toen de winkelruimte nog steeds wat krap leek voor de toekomst kwam iemand op het idee halverwege een kelder te maken met een verdieping erboven. Naast drie afdelingen elektronica en had men beneden in de ‘Platenkelder’ keuze uit duizenden grammofoonplaten, waarvoor speciale luisterboxen voor klassieke en religieuze muziek werden ingericht. Gooitzen Sjoerdsma weet nog: ‘Der wie sa in skoallemaster dy siet yn’e boks te lústerjen en ik de kop om’e hoeke fan’e doar: ‘Wel meester, wol’t in bytsje?’ Hij sei: ‘Prima, mar der mankeart ien ding oan…’ Ik sei: ‘Wat dan?’ Hy wer: ‘In Berenburgje!’ Dat ik nei boven om in Berenburgje; no doe wie’t hielendal gesellich yn’e boks!’

Zo nu en dan had Sjoerdsma stunts om de verkoop te promoten; zoals bij de opruiming in 1968, toen er voor een hardgekookt ei in een platenzak een transistorradio verkregen kon worden of een radio in ruil voor een paraplu met het Sjoerdsma-logo: ‘Sa fûnen wy fanalles út. Dat binne allegearre dingen, dat werkt hjoed-de-dei net mear, mar doe wol! Wy hawwe ek wol optredens hân fan artiesten yn’e Heechstrjitte, dan koe der net in auto mear troch…’ De Sjoerdsma’s verkochten hun muziekwinkel in augustus 1990 met inventaris en al aan de platenwinkels-keten Kenta. Dat was precies op tijd, want vier jaar later stortte de hele handel in door het internet en was het gebeurd met CD’s en platen.

UN NIJ GELÚD
Volgens veel jongeren stelde de horeca in Dokkum niet veel voor; daar werd over gemord, maar er was nooit iemand die er echt iets aan deed. Nooit eens wat anders! Ido Pranger zocht destijds contact met Sander Wijnstra, die met zijn Interieurcafé Artisante bij Pilat & Pilat in Twijzel zat, verder nog niet met de intentie om weer gericht iets aan horeca in Dokkum te gaan doen. Er werd een afspraak gemaakt met een makelaar om een pandje te bekijken, maar dat was niet geschikt. De makelaar wist echter dat het hoekpand bij De Zijl ook te koop stond.

Met huurster Jolanda van der Meij van Mikaza werd een deal gemaakt om tot na de Kerst van 2013 te blijven zitten en dan een nieuwe plek te zoeken. Het interieur en de meeste omstandigheden zoals ze nu zijn, werden gecreëerd op het moment dat men tijdens de verbouw aan de slag ging. De kelder werd dieper uitgegraven om aan de eisen van een moderne keuken te voldoen. Daarbij werden verschillende oude bouwsporen en littekens van het pand ontdekt, zoals vroegere doorgangen, een trapje vanuit het oude middenpand naar het steegje achter, een waterput of zelfs een fraaie 17e-eeuwse steengoed doofpot. Veel van die oude elementen, muren, planken, kozijnen en doorgangen zijn in hun ruwe, originele staat gehandhaafd, waardoor de zaak een geheel eigen en authentiek karakter kreeg, op moderne wijze aangekleed met meubels en accessoires.

UN TWEEDE PAND
Al vrij snel na de opening in de zomer van 2014 zette ‘buurman’ Eric Kooistra druk op een eventuele overname van het buurpand Hoogstraat 2. Hij had vergunningen gekregen om er appartementen in te bouwen, maar zag dat niet zitten met een kroeg naast de deur. Kooistra bood zijn pand te koop aan en de ondernemers waren er vrij snel met elkaar uit. De bovenwoning heeft nog een paar jaar leeg gestaan, voor de onderin gevestigde Wereldwinkel werd een goede oplossing gevonden en pas eind 2016 werd begonnen met een verbouwing. Vooral de keuken kon nu verder uitgegraven en behoorlijk uitgebreid worden. In juni 2017 werd het tweede, noordelijke deel van het Stadscafé geopend.

De indeling van het dubbele Artisante-pand is soms een nadeel: als iemand boven zit te eten, heeft hij vaak niet in de gaten dat het beneden ook heel druk is of dat er twintig gasten zitten en achter de schuifdeuren ook nog eens dertig. Groter worden bracht Artisante dus nieuwe uitdagingen. Ido Pranger: ‘Er is vaak discussie over kwaliteit in de horeca, maar kwaliteit is niet alleen of je stukje vlees goed smaakt, maar onder andere ook, dat je eten binnen afzienbare tijd op tafel staat: hoe kun je je organisatie zo veranderen dat je wel grotere aantallen aankunt, maar ook nog steeds dat extraatje en die goede kwaliteit kunt geven. Dat is een voortdurende uitdaging, waar we bij Artisante steeds mee bezig zijn!’ Momenteel spelen in de horeca door de coronapandemie hele andere uitdagingen, waar hopelijk spoedig een eind aan komt, zodat ‘Artisante an de Syl’ weer de plek is waar mensen elkaar gezellig kunnen ontmoeten.

door Warner B. Banga & Piet de Haan

Artisante an den Syl: De Rode Winkel

WOPKE EN YM POSTUMA  (1954-1985)
Bijna honderd jaar was de ‘Roode Winkel’ een begrip voor Dokkum en wijde omgeving. Een zaak waar textiel in alle soorten en maten – van washandje tot babykleding – verkocht werd, maar waar bovendien middenstanders met hart voor Dokkum achter de toonbank stonden.

Al op 1 oktober 1887 opende Sywert Postuma Wzn. aan de Korfmakersstraat – later de Waagstraat – een winkel, waar wollen goederen, garen en stoffen verkocht werden. Door de zwarte kozijnen van Sigarenmagazijn Berhuis kwam Postuma op het idee om zijn winkelpand op de hoek van de Hoogstraat en de Lange Oosterstraat rood te verven. Hij overleed in 1909, waarna zijn weduwe Atje Kraak de winkel voortzette met haar oudste zoon Wopke.

Wopke Postuma trouwde drie keer; eerst met Antje Hiemstra en in 1930 met de veel jongere Anna Huizenga, die in juli 1938 door een ernstige ziekte overleed. Er waren twee jongetjes in huis – een tweeling van nog maar zes jaar oud. Anna’s jongere zus Ymkje werkte als verpleegkundige en zij heeft ze zichzelf toen opgeofferd en die zware taak op zich genomen. Van het één kwam het ander en op 25 juni 1941 was de ‘Roode Winkel wegens huwelijk’ een dag gesloten en trouwde Wopke Postuma met de bijna dertig jaar jongere Ymkje Huizenga. In 1942 werd zoon Wopke Anne geboren en drie jaar later dochter Anneke.

Wopke Postuma was al vanaf 1913 penningmeester van de ‘Dockumer Middenstandsvereniging’ en steeds vaker op pad om de zaak van de middenstanders te behartigen. Hij was nog zelden achter de toonbank van de ‘Roode Winkel’ te vinden en liet dit meer en meer aan Ymke over. In 1954 werd een tweede winkel geopend op de hoek onderaan de Hoogstraat aan de Diepswal, waar men eerst vooral babyartikelen en kinderwagens verkocht. Later ging de textiel ‘naar beneden’ en de kinderwagens ‘omhoog’ naar de hoek van de Lange Oosterstraat.

Rond 1954 verhuisde het gezin naar de woning boven de nieuwe winkel en werd het woonhuis aan de Woudweg verkocht. In 1966 is de zaak bij de Lange Oosterstraat gesloten en verkocht en vanaf dat moment was de hoekwinkel aan de Zijl de ‘Rode Winkel’ van Dokkum. De zaak had lange tijd een sterke regionale betekenis en was een begrip in Dokkum.

Een zeer rendabele tak was de verhuur van vlaggen voor 25 cent per week. Als ze – soms als vodden – weer werden ingeleverd, moesten de vlaggen versteld en eventueel gewassen en gedroogd worden op een ‘line’. De heer Demes – een vriend van de familie – merkte dat hier wel handel in zat en begon daarna zelf vlaggen te produceren. Wopke Postuma vond het goed dat dit gebeurde, want hij was zelf te oud om dit nog op te pakken. Uiteindelijk bleek deze vlaggenverkoop het begin te zijn van de bekende Dokkumer Vlaggen Centrale.

Wopke Postuma werd ziekelijk en overleed in 1970 op 81-jarige leeftijd. Ym Postuma ging alleen verder. Ze was toen al lange tijd de stuwende kracht achter de ‘Rode Winkel’ en wist waar de handel zat. In de opkamer had Ym Postuma een klein kantoortje en van daaruit bestierde zij de winkel en haar personeel, de ‘winkelfamkes’. Die opkamer was een beetje als huiskamer ingericht, als een soort dagverblijf, en er was ook een trap naar de kelder beneden, waar paskamers waren en de badkleding hing. De winkelvoorraad lag boven op zolder en dan moesten de winkelmeisjes steeds twee trappen omhoog om dat op te halen, dus er werd flink heen en weer gelopen…

Ym Postuma ging door met de ‘Rode Winkel’ tot 1 april 1985, toen ze op 68-jarige leeftijd besloot de zaak over te dragen aan Anneke van der Werff-Hoekstra. In 2008 werd haar door Jan Willem Hamstra het eerste exemplaar van het boek ‘Middenstad in Dokkum’ aangeboden, als eerbetoon voor haar verdiensten voor de Dokkumer middenstand.


De ‘Rode Winkel’ (hier in 1964) was jarenlang een markant punt in de binnenstad. Rechts: Ym Postuma in de winkeldeur bij haar afscheid in 1985.

Door Warner B. Banga & Piet de Haan

Artisante an de Syl: De swarte winkel, sigarenmagazijn I.A. Berghuis (1919 – 1951)

ARTISANTE  AN  DE  SYL  (8)
door Warner B. Banga & Piet de Haan

De grutterszoon Igle Albert Berghuis werd geboren op 15 juli 1888 als zoon van Albert Piers Berghuis en Froukje Jaarsma. Zijn ouders hadden een mosterdmaalderij in de Hoogstraat, waar nu de HEMA is. Aan de overkant, op de Hoogstraat C15 (nu pand Kooistra), begon zoon Igle in 1911 een sigarenzaakje. In mei van dat jaar was hij getrouwd met de molenaarsdochter Renske van der Heide uit Metslawier. De kozijnen van zijn winkel schilderde hij zwart om meer aandacht op het pand te vestigen. De zaken gingen goed en het echtpaar werd gezegend met drie kinderen: zoon Albert (1913) en twee dochters Atty (1918) en Froukje (1922). Naast zijn winkel begon Igle een groothandel in tabakswaren; vooral sigaren en sigaretten. Dokkum was in die periode met een sterk groeiende middenstand en vele grosssierderijen de ‘Koopstad van het Noorden’. Er waren in de stad ook verschillende sigarenmakerijen, onder andere aan het Zuiderbolwerk en in de Strobossersteeg.

Op 23 januari 1919 kon Igle het hoekpand aan de Diepswal B-65 (nu nummer 1) kopen van de dames Van Erp: een ideale plek voor een winkel in rokerswaren. Het hoekpand aan de Zijl werd zo een ‘Sigarenmagazijn’, waar menig Dokkumer zijn ‘rokertje’ haalde om daarna even bij de brugleuning van de Syl een pijpje of sigaartje op te steken. Aan oude foto’s en ansichtkaarten te zien, schilderde Igle Berghuis aan de Diepswal de kozijnen opnieuw zwart. Zijn winkel was zeven dagen per week open, tot ’s avonds laat. Zelfs op zondagmorgen ging hij open, want dan gingen de rooms-katholieke gebroeders Bary uit rijden en kwamen ze eerst langs om sigaren te kopen. 

Beneden was de winkel en bij het trapje omhoog was ‘it keamerke’, waar iedereen overdag zat, want dan kon moeder Renske de klanten helpen. Op de zolderverdieping was het magazijn. Daar stonden alle tabakswaren opgeslagen en uitgestald. Met behulp van een katrol werd grote pakken tabak en rokerswaren via de hoekerker omhoog getakeld om op zolder verpakt te worden in kleine hoeveelheden en dan ging het via de steile trappen weer naar beneden en werd het ‘útsutele’ in de dorpen rondom Dokkum. Vader Igle was dan hele dagen op de fiets op pad om klanten te werven; hij maakte ‘routes’ door Oost- en Westdongeradeel, de Wâlden, het Bildt en steeds verder tot aan Midden-Fryslân toe. Zo bouwde hij zijn grossierderij tussen 1919 en 1949 steeds verder uit. Hij was soms met Fedde Sonnema (van de Berenburg) op reis, dan combineerden Dokkumer kooplui hun ritten en dan bezochten ze alle dorpscafés, -winkels en alles wat ze tegenkwamen en probeerden daar hun spullen te verkopen. Dan kwamen ze met gevulde orderboekjes weer thuis en werden de bestellingen klaargemaakt en verpakt. Op woensdagmiddag en zaterdagmorgen werd alles naar de ‘karriders’ op de Markt of bij de Burgerschool gebracht en die bezorgden het weer bij de klanten. 

Vlak voor de oorlog raakte Igle Berghuis overspannen en moest hij een half jaar kuren bij Hofker op Ameland. De zaak werd door een invaller voortgezet. Het sigarenmagazijn bleef de gehele oorlogsperiode geopend, maar werd waarschijnlijk verhuurd. In de oorlog was de Zijl natuurlijk een centrale plek in Dokkum, waar in mei 1945 uitbundig de bevrijding werd gevierd. Igle Berhuis verhuurde het hoekpand rond 1951 aan Louw van Sinderen & Co uit Holwerd en na 1954 aan Wopke Postuma uit Dokkum die er na de ‘zwarte winkel’ een ‘Rode Winkel’ vestigde. 

 

Bijschrift foto: Het zwart geschilderde Sigarenmagazijn van Igle Albert Berghuis (inzet) en advertenties uit 1921 en 1932 voor rookwaar en Russische sigaretten.

 

Artisante an den Syl: dames-modemagazijn van Erp (1905-1919)

Je zou het niet zeggen, maar waar je nu een Dokkumer biertje drinkt of een smakelijke tosti verorbert, werd ooit dameskleding –vooral met bont – genaaid en gepast. In 1854 opende de uit Leeuwarden afkomstige kleermaker Dirk Hugo van Erp een peltwerkerij en dames-kledermakerij in de Nauwstraat. In een peltwerkerij werd bont bewerkt tot kledingstukken. Naast op maat gemaakte dameskleding was deze ambachtsman een specialist op het gebied van marter- en vossenbont ‘naar den nieuwsten smaak bewerkt’. Bovendien bood men in Dokkum jaarlijks de allernieuwste modellen dameshoeden aan, waarvoor dan een ‘expositie’ voor de vaste clientèle werd georganiseerd.

Op 6 maart 1902 overleed peltmaker Dirk Hugo op 69-jarige leeftijd en zijn twee oudste dochters Geertruida en Maria, die de kleermakerij toen al hadden overgenomen, besloten hun winkel te verplaatsen naar de hoek van de Diepswal en de Hoogstraat. Met die verhuizing maakten ze bovendien plaats voor hun jongere broer Dirk Hendricus IJvo, die in de voormalige winkel van zijn vader een banket- en suikerwarenwinkel begon. Tevens bood hij daarbij ‘tegen scherp concurrerende prijzen’ zijn diensten als huis- en reclameschilder aan.

In 1905 kochten Geertruida en Maria van Erp voor f 7000 het hoekhuis van Gosewinus  Heeringa en dienden bij de gemeente Dokkum een bouwaanvraag in voor een ingrijpende verbouwing en modernisering van het winkelpand, dat tevens werd verhoogd. Dat werk lieten zij uitvoeren door timmerman Sjabbe Erich, die onder andere de dakkapel verfraaide met een gemetseld bovenstuk. Daarbij maakte het puntdak plaats voor een plat dak met dakpannen aan de voor- en zijkant.

In augustus 1906 begonnen de costumières hun Dames-Modemagazijn aan de Diepswal. Hoogstwaarschijnlijk om hun vader Dirk Hugo te eren stond er in mooie, decoratieve, door broer Dirk geschilderde letters D.H. van Erp op de daklijst en Firma D.H. van Erp op het glas boven de winkeldeur. De jaarlijkse exposities met modelhoeden werden ook op de nieuwe locatie weer opgevoerd en tevens verkocht men ‘blouses, costume- en tusschenrokken, ceintuurs en voiles’. De pelterij en verkoop van bont werd ondanks het overlijden van vader voortgezet; blijkbaar had hij zijn kennis over de bontverwerking kunnen overdragen op zijn kinderen ‘daar dit artikel vakkennis en vertrouwen eischt’. Ook voor motbestrijding kon men bij de firma Van Erp terecht.

De dames Van Erp hadden twee zaken; zij bezaten ook het pand [C21] schuin aan de overkant naast het Dokkumer stadhuis. Desondanks gingen de zaken niet helemaal naar wens en moesten de zusters Van Erp enkele leningen afsluiten om het hoofd boven water te houden. In 1911 werd zelfs een royement uitgesproken en in 1915 verkochten ze hun winkelpand in de Hoogstraat-west aan Bauke Wijbrens Mellema, die in 1931 ook het Artisante-pand [B66] [nu Hoogstraat 2] van buurman kleermaker Elle Ellens zou kopen. Het dames-modemagazijn zou tot 1919 blijven bestaan. Geertruida en Maria Van Erp verkochten toen hun hoekpand aan Igle Berghuis en vertrokken in 1921 naar Nijmegen.

FOTOBIJSCHRIFT:
Trude en Maria van Erp, waarschijnlijk gefotografeerd in de fotostudio van de gebroeders Heeringa.

Artisante an de Syl: middenstanners & winkeliers

ARTISANTE  AN  DE  SYL  (6)
door Warner B. Banga & Piet de Haan

Na het dichtslibben van het Dokkumer Grootdiep – de zeeverbinding met de Lauwerszee – vertrok de Admiraliteit naar Harlingen en richtte de zeestad Dokkum zich steeds meer op de landhandel. Door het graven van een trekvaart naar Groningen raakte men in grote financiële problemen. ‘Arrem Dokkum’ werd bespot met: ‘Dokkum is een koopstad, een Koopstad boven maten. Daar is anders niet te koop als spieringen en granaeten…’

Maar stad en omringend platteland hadden elkaar nodig: particuliere ondernemers, ambachtslieden en kooplui in de stad richtten zich op de handel met het platteland en boeren en vissers kwamen naar Dokkum om hun producten te slijten en benodigdheden te kopen. Regionale markten werden steeds belangrijker tot in de 19e eeuw handelslieden hun waren voortaan vanuit winkels en magazijnen gingen verkopen. De gilden maakten plaats voor middenstanders en fabrikanten; Dokkum kwam tot nieuwe economische bloei door ‘koophandel en fabriekswezen’. Panden op strategisch belangrijke plaatsen kregen een andere functie: zo’n plek was De Zijl en zo’n straat was de Hoogstraat.

Eerst was het hoekpand in handen van de zilversmid Jeppe Klases Smedema, die in 1781 meester zilversmid werd en tot 1798 staat vermeld in het gildeboek van het zilversmedengilde. Hoogstwaarschijnlijk is hij ook de tekenaar en auteur van de uiterst gedetailleerde minuutkaart van de binnenstad van Dokkum in vogelvlucht uit 1788. Daarna bezaten en bewoonden verschillende ambachtslieden en kooplui – die steeds vaker ‘winkelier’ genoemd werden – het hoekpand, ‘staande op een der besten standen nabij het Stadshuis’ aan De Zijl. Gelukkig belanden we dan langzamerhand in een periode, waarover veel meer documentatie en beter beeldmateriaal beschikbaar is. Ook in de straten van Dokkum komen we steeds vaker een ‘photograaf’ tegen en steeds meer is hun werk bewaard gebleven! Het waren met name de in Dokkum wonende fotografen Hendericus Jacobus de Koe en Willem Jacob en Klaas Sybrandus Heeringa die dit gat in de markt op de korrel namen. Veel van de allereerste prentbriefkaarten van Dokkum zijn door hen gemaakt en uitgegeven.

Op de oudste foto’s van het Artisante-pand vallen met name de smalle deur en het fraaie bovenlicht op. Achter de ramen staat wel koopwaar en boven de twee eerste ramen hangt een zonnewering om de artikelen tegen warmte en verkleuring te beschermen. De man in de deuropening zou zomaar Siebe Aukes Beek of de jonge Gosewinus Heeringa kunnen zijn, want in hun tijd werd die eerste ‘glasplaat-foto’ gemaakt…

Op de kozijnen van zijn winkelramen stonden na een verbouwing de woorden: HOROLOGES, GOUD en ZILVER, terwijl de etalages vol hingen met gouden oorijzers, zilveren geboortelepels en andere kostbaarheden. Heeringa verkocht echter ook huishoudelijke artikelen en galanterieën. Hij was tussen 1885 en 1903 eigenaar van zowel het pand in Hoogstraat als het hoekpand aan de Diepswal, net als bij de huidige Artisante-situatie. Waarschijnlijk zijn er toen ook doorgangen tussen de beide panden gemaakt, die na de laatste verbouwing weer in gebruik genomen zijn.


Inzet: detail van de hoek Hoogstraat-Diepswal uit de vogelvluchtkaart van Smedema uit 1788 en honderd jaar later één van de eerste foto’s van de Hoogstraat en het Artisantepand rond 1888 – FOTO STREEKARCHIEF NOARDEAST-FRYSLÂN

Artisante an den Syl: de apothekerswinkel

Het Blokhuys aan de zuidkant van de Zijl wordt vaak geassocieerd met de apotheek die daar lange tijd zat, maar veel eerder was er een apothekerswinkel aan de overkant, op de hoek van de Hoogstraat en de Diepswal, waar nu stadscafé Artisante zit. Destijds bestond dat pand echter uit twee of zelfs drie kleinere panden met de reëelnummers R164, R165 en R166.

Door Warner B. Banga & Piet de Haan

Al rond 1611 bestierden de apotheker Sjoerd Gerbens en zijn vrouw Beencke Pouwels een apotheek in de Hoogstraat, naast de huidige Artisante-panden. Beencke was ook deels eigenaresse van het hoekpand [R165], waarin door het echtpaar een apothekerswinkel werd gevestigd. De eigendomsgeschiedenis van deze drie panden is behoorlijk ingewikkeld, omdat verschillende eigenaren steeds delen van de panden in hun bezit hadden, maar duidelijk is wel dat in de hoekwinkel een apotheek zat. De Ferwerder broers Rintse en Feije Tiercks waren achtereenvolgens de apothekers. Dat was in dezelfde periode dat aan de overkant van de Zijl de fraaie renaissance-huizen met hun trapgevels (1622) gebouwd werden, die veel later de apotheek van Boekhout, Baas en Gunster zouden huisvesten.

Uiteindelijk slaagde Feije Tiercks er in 1638 in om de twee delen van de hoekwoning [R164] en [R165] samen te voegen en vrijwel volledig in handen te krijgen. De apotheker deed het blijkbaar goed in Dokkum, want bij zijn overlijden in 1645 werd het luidgeld voor zijn begrafenis betaald door Foockeltie Idses, ‘weduwe van Feye Tiercks, in leven burgemeester’. Zij hertrouwde daarna met de koopman Warner Coerts, die de nieuwe apotheker bij De Zijl werd. Mogelijk zette de Foockeltje Idses het apothekersbedrijf voort en heeft Warner Coerts de toevoeging apotheker aan haar te danken. De apothekerswinkel bleef namelijk volledig eigendom van weduwe Foockeltie Idses en haar kinderen. Toen zij in 1651 overleed werden ‘dozen, potten, flessen, glazen en ander [zoals] specerijen, cruiden, […], wijnen, olijen en de verdere waren in en aen en tot de winckel behoorende’ verkocht en de woning werd verhuurd. De ‘nieuwe’ huurders en kopers waren de curatoren Jan Idses en Jacob Jacobs, die verklaarden ‘dat sij sulx voor Warner Coerts hadde gedaen. Het enige nagelatene weeskind Ids Feijes bleef echter eigenaar van het pand, ging later studeren aan de universiteit van Franeker en zou later als advocaat onder de naam doctor Idsardus Bloemendal door het leven gaan.

Op 26 juni 1674 proclameerde apotheker Aebe Hendriks (Dekema) de koop van de huisingen [R164] en [R165] voor 930 goudguldens van de erfgenamen van apotheker Warner Coerts. In 1693 was Cecilia Sijmens – de weduwe van de in 1683 overleden apotheker Aebe Hendricks Dekema – de bewoonster van het hoekpand. Zij hertrouwde in april 1693 met de oud-burgemeester Willem Gerlofsma: apothekers verkeerden dus in voorname kringen.

Hendrick Dekema werd in hypotheekakten apotheker genoemd, maar zijn moeder Cecilia Sijmens was de eigenaresse van het gebouw. ‘Zelij Sijmens, weduwe wijlen Willem Gerlofsma’ stond eveneens borg toen haar zoon Hendrick de apotheker in april 1708 de inning van de ‘Stadsdaalder op de wijnen en bieren’ (belasting) pachtte. Ook voor de 567 ‘olde Schilden á 24 stuivers’, waarvoor Hendrick in dezelfde periode de Stads Butterwaag pachtte, stond zijn moeder garant. Hendrick Dekema bleef misschien op papier apotheker, maar werd daarna ‘posthuland’ en procureur-fiscaal van de Heerlijkheid Schiermonnikoog. Deze apotheker-op-papier was de laatste apotheker van de Artisante-panden, waarin tussen 1611 en 1711 – dus zo’n 100 jaar lang – één van de vier Dokkumer apotheken gevestigd was.

(wordt vervolgd)

BIJSCHRIFT: De apotheek aan De Zijl rond 1900, toen K.D. Baas er apotheker was. Aan de gevel hangen hertenkop en -geweien als uithangtekens voor apothekers. Inzet: de Artisante-panden aan de overkant van De Zijl waar lang daarvóór een apothekerswinkel gevestigd was.