Mooie kerel die Bennie van Boerum. Ben je druk met foto’s op “Oud Dokkum”, gunt hij mij als blijk van waardering voor het plaatsen van die foto’s het schrijven van een stukje op een mij tot dan onbekende site over hoe ik tegen Dokkum aanzie. En daaraan gekoppeld ben ik ook nog verplicht om ‘de pen door te geven aan iemand die op zijn minst een beetje trots is op Dokkum’. Ik weet zeker dat dat er heel veel zijn, maar om er 1 voor aan te wijzen…. Moeilijk. Dat schrijven van een stukje trouwens ook.

Maar goed, als ik over de Grote Breedstraat kuier dan zie ik geregeld dat Bennie daar aan het overleggen is met collega’s over, denk ik dan, de voorbije of volgende happening daar op de Grote Breedstraat. Ook zie ik hem in verband met die happenings druk in de weer met tenten, kabels, afzetlinten, enz. Druk baasje die Bennie. En dat is tevens iets dat ik graag zie in de binnenstad: een ondernemer die je te zien krijgt tijdens zijn inspanningen voor een levende binnenstad. “Vroeger” kende ik alle ondernemers in Dokkum. Een zaak had een gezicht. Nu ken ik er maar heel weinig. Maar dat kan ook heel goed aan mij liggen natuurlijk.

De schrijver van deze rubriek hoeft niet beslist een Dokkumer te zijn. Nou dat treft, ik ben een geboren Leeuwarder en woon pas vanaf mijn 4e jaar in Dokkum. In 1950 ben ik hier komen wonen. Dokkum was toen in verhouding met nu klein. Op 1 januari 1950 had Dokkum 5.877 inwoners, nu is dat als ik de tabel goed begrijp meer dan 12.600.

De Dokkumer taal
Wij spraken thuis Leeuwarders / Dokkumers. Op straat heb ik het Fries geleerd. Het is mij in de lagereschooltijd twee keer overkomen dat het mij bij een vriendje thuis werd verboden om Dokkumers te praten, dat was een minderwaardige taal. Fries was prima. Ik heb daar heel lang soort trauma van over gehouden en ben buiten ons gezin volledig op het Fries overgegaan. Het heeft echt heel lang geduurd voor ik in een klik dat trauma kwijt raakte: twee bekende Dokkumer ondernemers die iets in het Dokkumers tegen elkaar riepen. Ik vond het zo gewoon klinken. Niks mis mee, vertrouwd, thuis! Het Fries is nog steeds de taal die ik het meest gebruik. Maar als ik op de praatstoel zit dan gaat dat vaak ongemerkt over in het Dokkumers.

Oud Dokkum
De binnenstad van Dokkum is prachtig. En dat vond ik ook van de Voorstreek, de Achterstreek en het Hellingpad. Helaas is ooit besloten om een paar oude delen van de stad te slopen om er parkeerplaatsen en bedrijventerreinen van te maken. Dat betreur ik nog steeds. In een stadje als Dokkum was het woekeren met ruimte, dus overal werd gebouwd. Ik besef heus wel dat veel van die woninkjes onbewoonbaar waren, sterker nog, ik heb er vele vanwege mijn werk moeten onderzoeken en het vonnis “onbewoonbaar” moeten geven. Maar toen al deed mij dat vaak pijn. Die woningen voldeden niet aan de meest minimale eisen die aan een gezonde woning werden gesteld. Daar is geen misverstand over, maar wát een stuk geschiedenis van meerdere geslachten voelde ik in zo’n woning.

Als een gezin zo rond 1967 kon kiezen tussen een woning in bijvoorbeeld de Achtzaligheden, Danshuissteeg, Schermesweide, Keereweer, Voorstreek en Hellingpad zoals het er toen uitzag, of een woning in het Zuid-west of Zuid-oost, dan was de keuze wat woning betreft meestal toch voor de nieuwbouw. Helaas heeft de gemeente niet gekozen voor rehabilitatie van die woningen en andere gebouwen in deze gebieden, maar de keus gemaakt om deze authentieke delen van Dokkum op te offeren voor de heilige koe auto en kleine bedrijven. Door het opruimen van deze oude buurten en daar geen vervangende bouw voor terug te zetten, is een stukje beleving van wat óók een stukje Oud Dokkum was, verdwenen. Er waren immers niet alleen grote huizen, maar ook kleine, soms onwaarschijnlijk kleine woninkjes. En nu ik toch aan het klagen ben: Ik vind het een hoogst kwalijke zaak dat de Gemeente en Blokker, maar de gemeente het meest, zich niet houden aan de ooit gemaakte duidelijke afspraak dat de Begijnesteeg in zijn volle lengte – tussen Hoogstraat en Gasthuisstraat behouden zou worden. Er staat nu een zeer lelijke lift in de steeg!

Maar feit is dat Dokkum weliswaar oud is, en dat door een behoorlijk aantal schitterende, keurig onderhouden stadsgezichten ook goed laat zien. Maar Dokkum is ook duidelijk géén museum, maar gaat met de mode mee. Ooit had elke woning of winkel zijn eigen geheel waterpas gelegde stoep, dan kwam de gemeentestoep, en dan de rijweg. Dat is in fasen omgebouwd naar één vlakke baan. Met hier en daar wat variaties. De onderkanten van de winkelpanden zijn eigentijds. En dat is wat je ook in de meeste plaatsen Nederland en omstreken ziet. Evenzo de landelijke winkelketens. Maar een terp midden in de stad zie je elders zelden.

Ik heb wat met Dokkum. Ooit kende ik vrijwel elk detail in de binnenstad, aan een stukje vensterbank op een foto had ik soms genoeg om te zien bij welk gebouw dat hoorde. Het zal zo in 1972 zijn geweest dat ik op een baan ver van Dokkum heb gesolliciteerd. Ik woonde toen met mijn jong gezin op de (nog oude) Hogedijken. Ik had enige weerstand om de sollicitatiebrief in de brievenbus bij de Woudpoort te doen. Maar ik heb het gedaan. Ik keek daarna met een vreemd gevoel, in trance bijna, om mij heen: de molen, de brug, de gracht, de Keppelstraat, het Zuiderbolwerk, de Hogedijken. En ik dacht: bist gek dasts jir wei giest.

In 1965 mocht van mijn baas, de directeur van gemeentewerken G.J.R. Wibbelink, dia’s maken van wat er veranderde in Dokkum, en dat was in die tijd veel. De motivering was dat het in bepaalde gevallen handig kan zijn te zien hoe iets was, en voor mij was “misschien leuk voor later” een grote drijfveer. Hoe dat later dan moest nog geen idee. Toen waren computers en internet nog lang niet in beeld. Begin jaren ‘80 kon ik het echt niet meer met het werk verenigen en ben ik er mee opgehouden. Gelukkig zijn er nu wel computers en aanverwante toestellen. De toen gemaakte dia’s, die nu in het streekarchief zijn opgeslagen, kunnen worden gedigitaliseerd en te kijk worden aangeboden. Velen beleven daar plezier van, en gaan misschien nog een beetje meer van Dokkum houden. Daar doe ik het voor.

En nu nog de vraag aan wie ik de pen doorgeef. Nou, de pen wil ik doorgeven aan een geboren Dokkumer om útens die zich inspant om iets van het roemruchte spoorgebeuren weer wat zichtbaar te maken. Als hem dat lukt, en daar is hij van overtuigd, worden de straatnamen Stationsweg, Spoorstraat, Stationsstraat, en Bij’t Sation in Dokkum ook weer iets verklaarbaarder. En mogelijk levert het nog wel wat meer op. Hij móét wel iets positiefs met Dokkum hebben om dat voor ons te willen doen. De naam van de man die wat mij betreft de volgende ‘door de ogen van’ schrijft is Chris Rijff.

Met vriendelijke groet,

Geert Limburg.