Wat vinden toeristen van Dokkum en waarom hebben ze juist deze stad uitgekozen om hun vakantie door te brengen? De redactie van In-dokkum.nl zoekt ze deze zomer op langs de waterkant, op de camping of in de winkelstraten van Dokkum. In de eerste editie van onze rubriek Zomergasten: John en Ineke – op weg naar de Duitse Wadden.

John en Ineke zijn onderweg naar de Duitse Wadden. De twee nachten in Dokkum zitten erop. Nog éven 75 liter water bijtanken en dan op weg. Fanatieke zeilers, zo kunnen John en Ineke wel genoemd worden. Het IJsselmeer, het Markemeer, de Wadden en de Belgische kust zijn favoriete bestemmingen. Dokkum was de afgelopen twee dagen een tussenstop. Helaas werkte het weer niet echt mee. Er is geschuild tegen de regen, gewinkeld op de Markt en een krantje gelezen, op de tablet. Helaas precies op een plekje met een minder sterk WIFI signaal dan verderop aan deze steiger. En het muntje voor het douchen was een gokje, hoe lang zou de douche aan blijven? Maar de voorzieningen zijn verder prima. De steiger bij de Woudpoortbrug is een fijne plek om te verblijven. De gastvrijheid en gemoedelijkheid tussen de bootjesgasten onderling geeft iedere keer weer een goed gevoel.

Ineke vindt Dokkum een leuke stad. Dit is de tweede keer dat ze hier zijn. ”Zo bijzonder hoe mensen je onderweg groeten en hoi zeggen! Dat is in het westen anders”, zegt Ineke.  En thuis? Dat is in Bilthoven. De vakantie kan in alle rust genoten worden, want er is in deze drie-en-een-halve week iemand thuis voor het maaien van het gras. Afhankelijk van het weer vaart het sportieve stel straks via het Lauwersmeer óf via Zoutkamp richting de stad Groningen. Daar zal vast nog wel een paar dagen worden aangelegd, voordat ze verder varen richting Borkum, één van de Duitse Waddeneilanden. Daarna keren ze weer huiswaarts. In Augustus, als de meeste zomerdrukte voorbij is, varen ze richting de Belgische Kust. Ook iets om naar uit te kijken. Maar nu eerst vertrekken uit Dokkum, de regenkleding ligt klaar, maar toch hopen ze dat het droog blijft!

Foto’s: Marit Anker