Het gebeurt vaker, een onbegrijpelijke en zeer domme actie van een bezoeker. Ten eerste is daar het bord op de deur van de Zeldenrust met hierop de huisregels vermeld. Dit is tekst in vijf talen met een duidelijke uitleg van regels en eventuele gevaren op en in de molen. Het bord wordt bijna nooit gelezen en ik vertik het om hierbij nog een bord te plaatsen (in vijf talen) met de tekst “Gelieve het bord hiernaast eerst te lezen”.

Daarom verbazen wij ons vaak over wat er zo al kan gebeuren in een zeer open en vrijblijvend toegankelijk rijksmonument, wat de molen Zeldenrust is. Zo ook het jongetje, vergezeld van zijn ouders, die het interessant vond om een strak gespannen touw om een ronde stok, zeg maar paal, weg te trekken. Laat dat nu de lichteboom zijn, een verstelbare hefboom die een molensteen van bijna anderhalve ton in een bepaalde positie houdt. Bij wegtrekken slaat deze mast met volle kracht omhoog. Meestal tegen een arm, knie of erger een kin, zo als in dit geval. Gelukkig viel het mee, slechts een paar tanden door de lip. Ook gelukkig was dat de steen niet in het werk stond (niet draaide). Dat was nu oliedom. Dat vond het jongetje niet, hij vond even niets meer.

Ook oliedom is de actie van de mijnheer die toch over dat rood-witte ketting heen stapt om dichtbij een op volle snelheid tandwiel van groot formaat, met vermorzelende potentie, een deksel van een mengketel te lichten en dit vervolgens er in te laten vallen. Met als gevolg blokkeren hiervan en een grote leren riem die van de wielen slaat en eens om zich heen kijkt of er niet een hoofd in de buurt is om tegen aan te kletsen. Ook dit ging redelijkerwijs goed. Maar het was wel oliedom. De mijnheer erkende dit.

Als je een paar keer oliedom tegenkomt dan rijst al gauw de vraag: waar komt dat woord eigenlijk vandaan? Eigenlijk slaat het nergens op, want hoe dom kan olie zijn? Het verhaal wil dat de mensen die in een oliemolen werkten al snel stokdoof (hoe doof kan een stok zijn?) werden door het enorme lawaai. En dus niet meer op een gesprek reageerden. Ze werden dan oliedom genoemd. Dit verhaal echter kan ik nergens verifiëren, en twijfel dus aan de juistheid er van. Een telefoontje naar Jaap Brugman, een persoon die de Nederlandse taal veel beter beheerst dan ik, bracht wat licht in dit verhaal. Olie is dik en loopt traag uit een fles. Vandaar de associatie met dom. Er zijn veel afgeleiden van dit woord. Olig, olijk (vrolijk), ik houd me olijk (van de domme). Als je dan even bezig bent, dan komen er veel meer woorden bovendrijven die raadselachtig zijn. Bijvoorbeeld dat Belgische jongetje dat sprekend op Dik Trom leek, en letterlijk alles van molens wist. Onze opmerking “jij bent een bolleboos”, deed hem glimmen van plezier. Maar goed, bolleboos, wat moet ik daar nu mee? Waar komt dat woord nu weer vandaan? En zo kunnen we nog wel een tijdje doorgaan. Ik word er horendol van, en die begrijp ik. En soms ben ik de kluts kwijt. En ik heb niet eens een kluts. Wat dat dan ook mag zijn.