Ein Mann im Fenster

Van de Middelbare school herinner ik me nog steeds het toneelstuk “Herr Biedermann und die
Brandstifter” (Mijnheer Braafman en de brandstichters). Het stuk gaat over een braaf, tevreden burgerechtpaar in hun geriefelijke woning en twee onbekende daklozen die met hun slimme praatjes onderdak krijgen bij het echtpaar. Maar de “gasten” gaan zich almaar brutaler gedragen en brengen allerlei brandbare materialen naar binnen om op het laatst het huis en het echtpaar in brand te steken. Herr Biedermann probeert steeds de dreiging te ontkennen en te bagatelliseren om zijn ongerustheid te bezweren en wordt zo het slachtoffer van de brandstichters.

Als voorbereiding op het toneelstuk werd vooraf de tekst in de klas hardop voorgelezen door ons
leerlingen. Toen mijn vriendin aan de beurt was las zij over één brandstichter, die via een ladder de
slaapkamer van het echtpaar binnendringt, waarop de vrouw verschrikt uitroept: ein Mann im Fenster. Maar mijn vriendin was de draad van het verhaal kwijt en sprak vol enthousiasme: ha, ein Mann im Fenster. De Duitse leraar en een paar oplettende leerlingen barstten in lachen uit. Dat moment herinner ik me nog steeds en waarschijnlijk daarom ook “Herr Biedermann und die Brandstifter”.

Het stuk is geschreven door de Zwitser Max Frisch en in 1958 voor het eerst uitgevoerd. De schrijver heeft hiermee de lafhartige houding van de brave burgerij willen aantonen tijdens het opkomende nazisme. In deze tijd is er een ander groot gevaar dat ons bedreigt. En dat is de snelle opwarming van de
planeet. Bij de ontkenning en bagatellisering van onweerlegbare feiten zie ik Heer Biedermann voor
me. Ik hoop dat de afloop van de klimaatcrisis niet zo desastreus zal zijn als in het toneelstuk. Ik
hoop dat daadkracht en moed het winnen van gemakzucht en slapheid.

Lieke Zuidema
Voorzitter stichting Elkenien Grien

Tot haar knieën

Tot haar knieën

In haar gele badpakje met witte stippen stapt ze vrolijk het best wel koude water in. Bij veel dingen kopieert ze het gedrag van haar broers en dat doet ze nu ook. Zonder twijfel loopt ze tot haar knieën het water van het Blauwe Meer in, ten zuiden van het dorp Hoogersmilde. Na vele tientallen jaren waarin de zandzuigers onafgebroken hun werk deden, ontstond het Blauwe Meer en is het – ook voor ons – een geliefde plek om te zonnen en te zwemmen. Het is maar een klein eindje rijden vanaf onze camping en toen we zonnestralen zagen en een temperatuur die in de buurt van de 20 graden kwam, zijn we gegaan.

De Groninger ondernemer Roelfsema die voor Hoogersmilde koos, kon waarschijnlijk niet vermoeden dat er een eeuw na zijn keuze een meisje veel plezier aan zijn meer beleeft. Net als haar broers trouwens, die tijdens deze Hollandse zomer ook heerlijk in en bij het water spelen. Eigenlijk hoeft het niet warmer, bij deze temperatuur houden we het prima een tijdje uit. Hoewel we onze telefoons liefst zoveel mogelijk even wegstoppen, kunnen we om die stijgende temperaturen niet heen. Overstromingen in Nederland, extreme hitte in Spanje en nog veel meer klimaatnieuws.

De opwarming van de aarde is nu overal op aarde merkbaar en de oorzaak is de menselijke uitstoot van broeikasgassen. De grens van 1,5 graad wereldwijde temperatuurstijging bereiken we al over ongeveer tien jaar. Dit zijn een paar belangrijke conclusies uit het nieuwste rapport van het IPCC, het klimaatpanel van de Verenigde Naties. Uit het IPCC-rapport blijkt in ieder geval dat de zeespiegelstijging bij Nederland voor een groot deel afhangt van de ijskap op Antarctica: als die snel smelt, kan de stijging van de zeespiegel oplopen tot wel vijf meter.

Nu we weer thuis zijn, moet ik regelmatig even aan die twee knietjes van onze dochter denken. Ze stonden nu in het Blauwe Meer, zonder ingrijpen van ons als mensen in de natuur was dit meer er niet geweest. Hoe groot is de kans dat haar knieën over dertig jaar weer het water raken, maar dat dit dan het water van de Noordzee is? Dat de dijken het niet meer houden en onze stad onder water komt te staan? Sommige effecten van klimaatverandering zijn nu al onomkeerbaar, zoals de stijging van de zeespiegel. We moeten in ieder geval de CO₂-uitstoot en de uitstoot van andere broeikasgassen nog sneller verlagen. Die beide knietjes zijn voor mij in ieder geval een enorme motivatie om dat wat ik er zelf aan kan doen, in ieder geval uit te voeren.

Wytse Pyt de Jager
Communicatiemedewerker Elkenien Grien

Zonder gas

Daar stond hij dan opeens op de stoep. Ik wist natuurlijk dat hij zou komen, ik had er zelf al een half jaar op aangedrongen. Maar toch, behalve vreugde dat het nu eindelijk ging gebeuren, kwam de angsthaas in mij boven. Was dit echt verstandig?

We zaten in de aanzwellende tweede coronagolf en het advies was alleen noodzakelijk bezoek thuis te ontvangen. Maar bovenal: Hoe zou het de komende winter allemaal gaan als ik hem nu binnenliet? De man op de stoep droeg een werkjas waarop met grote letters “Stedin” stond. Hij zei: “Ik kom het gas afsluiten.” Er was geen weg terug en dat wilde ik natuurlijk ook niet.

Drie jaar terug kochten wij een warmtepomp. De laatste twee jaar hadden we geen gas meer gebruikt en wel elk jaar € 190,- vastrecht betaald dus dat kon ook niet eeuwig zo doorgaan. Toch gaf het simpele feit dat die meter daar nog zat en de oude cv-ketel daar nog hing een soort veilig gevoel. Ik zei dus heel flink: “Prima, haal maar weg die meter, daar hangt hij.” Maar dat moest nog even wachten, eerst moest de boel bij de straat worden afgesloten. En dat viel nog niet mee. Er stond ruim een uur een happertje voor het huis te ronken met twee mannen met een schop eromheen. Toen klonk er een groot gesis en rook je even een flinke gaswolk maar dat was gepland.
De leiding was losgemaakt en afgedopt en de meter kon daadwerkelijk worden verwijderd.

De leiding die in vele lange, bange winters de enige hoop van de bewoners van dit huis was geweest werd ruw afgebroken en met pur dichtgemaakt. Dat was dat. De afgelopen winter bleek alle angst zoals zo vaak weer onterecht. Bij min 8 graden snorde de warmtepomp nog vrolijk en was het in de woonkamer plus 22. En inmiddels zijn wij geprikt en schrikken niet meer als er onverwacht bezoek op de stoep staat.

Bert Barten
Elkenien Grien

JE MUTTE MAR HOARE WY’T UT SEIT: DOKKUM IN KOROANA-TYD

We saten der al un hele tyd op te wachten, mar dêr war der dan eindeluk: un brief fan ’e regearing, dat we moesten belle met de GGD om un ôfspraak te maken foar un koroana-prik. Nou dat wuden we wel, dus wij belle en na enug gehannes kregen we ut foarmekaar: we konnen oanze prikken ophale in Sporthal De Trimmer – nou ja, ‘sporthal’, wat ’er ok mar fan over is…

Nou si ’k ut jim sêge: ut is oans honderd parten metfallen:  we komme dêr, wurde we heel fryndeluk begroët deur un man dy’t sei dat ut moai was dat we der wadden, suks make we anders noait met; wij deurlope naar un frou, dy wú even kike of wij ut wel ècht waren, ja inderdaad, gyn twifel mogeluk; nou had ik un bryfke bij mij met ’e medisine-gegevens; ik moêst mij melde bij un dokter; myn frou, dy kon su deurlope, mar houde mij wel in’e gaten wat ik bij dy dokter doën ging. ‘Jou bruke bloedferdunners’, sei se. ‘Ja, dat wist ik ok wel.’ ‘Nou menear, dan sille se jou straks even ôfdrukke…’ Ik kreeg ut swit op ut hoofd. Myn frou hoart ut en roept: ‘Jou krije un pleister foar ut bloëden!’

Ik ston fersteld: kosten nog moeite binne spaard. Alle moaie hokjes, aarduge mênsen, de spuit der in, en klaar… Nee, we moesten nòg un kertier wachte. Ik gaan sitten, komt un frou fan ut Roaie Krús anfligen: ‘Menear, menear, jou mutte jouw mondkapke ôfdoën!’ ‘Nou, hoe su? Rutte het seit: Mondkapke opdoën! en dy is de baas…’ ‘Doën ut nou mar ôf’, sei de Roaie Krús-frou, want dan kin ik siën at jou ok blau wurde om’e mond!’ Ik gau dat kapje ôf, mar ik bin nyt blau wurdden of su, mar ik wú mar sêge: der wurdde goëd op je past.

Nou hewwe we inmiddels al twee spuiten had, myn frou seit: ‘Dou kinst nou wel even in’e stad kike, want dou bist nou beskermd!’ Kom ik op ’e  Groate Breedstraat, staan der twee winkeliers te praten en roepe se teugen mij: Nou Jehannes, hest ut al hoard? Ut skip met geld leit foar de wal en dêr kinne wij geld út krije at we oans winkel an’e butenkant wat opknappe. Nou, docht ik, dat mag ok wel, want ut is nou mar un suteruge bende… ‘Hoe doëne jimme dat, wat geld út dat skip hale?’ Se fertelden dat er in ut gemeentehús un kamer is, wêr’t je un ôfspraak make mutte om dat geld te krijen; se noemden ut un PLANNEKAMER. ‘Dus Jehannes, ut staat in’e Dockumer Krante hoe at dat mut!’

Ik kom thús en sêg teugen myn frou: ‘We gane ut hús opknappen, un nij harkeniel, misskien ok wel un nije deur, mar ik mut earst naar ut gemeentehús, want dêr wete se hoe at ik dat geld út dat skip krije mut.’ Der gebeure in Dokkum ok nòg soart goeie dingen!

De groeten fan Jehannus

NOTA BENE: disse stukjes en kollumns binne bedoëld om reaksys op te roepen en krijen, mar wel in ut Dokkumers! Dus skryf su as’t praatst en reagear, mar wel it oans stadstaaltsje graag! Aksy geeft reaksy. Kyk ok us op: www.dokkumers.nl

Namens Ut Genoatskap

foar ut gebrúk fan ut Dokkumers

JE MUTTE MAR HOARE WY’T UT SEIT

We hoarden dat der mênsen binne dy’t fol ferlangen útkike naar un folgende kollumn fan Ut Genoatskap. Dat is moai, mar we slute graag an bij wat der in’e stad gebeurt en wille nyt altyd allenug mar teugen bruggen of foar mear heppy stoons skrive…

Mar Nutterd hat nòg wel un moai ‘gedachtespinsel’ liggen, dus hierbij:

Dappere Dodo op ut postkantoar

Jim kinne Jaap Brugman fast nòg wel. Altyd aktyf in Dokkum en prate as brugman. Syn grappen en grollen hylden noait op. Foar ut raam fan syn hús an ’e Vleesmarkt ston un knikkerbaan en at je op ut knopke drukten begon er en dan kregen je Jaap der meestal gratus bij. Jaap ontsag himself ok nyt met syn grappen. Toen er in ’e seumer al ernstug syk war, ging er op ut laast nòg met ’e buert met op un boattòchtsje. Toen we foar syn hús langs kwamen en su’n bitsje onder de Syl verdwine suden, sei er: ‘Su gaat dat dus, un útfaart…’ Un paar weken later kreeg ik syn rouwbrief. Foarop ston un mantsje in un roeiboatsje, dy’t onder de Syl ferdween.

Toen Jaap nòg un jonkje war, hat syn fader un poppetheater dat in de 50’er jaren met ut poppespel ‘Dappere Dodo’ op ’e televysje kwam. En Jaap war de stem van Dappere Dodo. At je in ut museum foar Beeld en Gelúd in Hilversum komme, kinne je dêr nòg de beelden en de poppen siën.

Jaap war ok tekstskriver en ontwerper foar ferskillende bedriven in ’e stad. Su moest er un kear un koker met un proefdruk derin fersture naar un postbus in Dokkum. Dus Jaap naar de Kleine Breedstraat, wêr’t toen nòg ut postkantoar sat. Nou kwam ik dêr self ok nògal gau us en ik wurdde gek fan dy slome amtenaren achter de baly. Gyn wonder dat dat postkantoar der nyt mear is…

Dus Jaap met syn kokertsje der heen en at y eindeluk an de beurt is, wil er graag un postsegel op syn kokertsje. ‘Dat kost ses euro’, seit dy man. ‘Nee’, seit Jaap, ‘dat kost 67 cent.’ ‘Nee’, seit dy man, ‘dat kost ses euro, ‘want ut is un belstuk, want dat kokertsje is un sentimeter te dik foar de brievebus. ‘Nee’, seit Jaap, ‘dat kokertsje hoeft helemaal nyt deur de brievenbus, want dat mut in jim postbus.’ ‘Dat maakt niks út’, seit dy man, ‘ut blyft un belstuk.’ ‘Nee’, seit Jaap, ‘dy postbus is hier om ut hoekje, at je even opstaan en um in ’e postbus flak achter mij del lêge, is der niks an ’e hand.’ ‘Nee’, seit dy man, ‘ut is un belstuk.’

‘Nou’, seit Jaap, ‘geef mij dat kokertsje mar even terug.’ Jaap gooit ut kokertsje op ’e grond en springt der dry kear bovenop, sudat ut kokertsje su plat as un dubbeltsje war. Hij gaf ut terug en sei: ‘Plak der nou mar un postsegel op, dan kin er deur de brievebus.’

Wat misse wij ut postkantoar… en Jaap fanself.

NOTA BENE: disse stukjes en kollumns binne bedoëld om reaksys op te roepen en krijen, mar wel in ut Dokkumers! Dus skryf su as’t praatst en reagear, mar wel it oans stadstaaltsje graag! Aksy geeft reaksy. Kyk ok us op: www.dokkumers.nl

Nutterd
Namens Ut Genoatskap
foar ut gebrúk fan ut Dokkumers


Foto’s via www.lunb.nl “Het oude postkantoor aan de Kleine Breedstraat” 

JE MUTTE MAR HOARE WY’T UT SEIT: HEPPY STOONS

We fine wat út in koroanatyd, want we ferfele oans doad thús. Ik hew allenug noait in ’e gaten had dat se hur in de gemeenteraad ok su ferfele, want tot myn stomme ferbazing wille goën raadsleden dat Noardoast-Frysland stiennen besikbaar stelt foar de laaste weareldwide raazje: heppy stoons, frij fertaald “gellukuge stiennen”. Overal in oans stadsje ligge se en Dokkum het er selfs ut Jeugdsjoernaal al met haald: kleuruge en froaluke styntsjes met of sonder opbeurende teksten en spreuken. Ast se fynst, kinst se metnimme en un ander der blyd met make (of self houwe?).

Kynders binne der gek op en soeke overal wat achter, mar folwassenen ok begryp ik nou, want Manon van der Meij-Baron van S!N het er selfs un moaty over indiënd in de altyd bezuge raad fan oans moaie gemeente. Even dòcht ik an un goeie 1-april-grap, (want wêr waren dy in koroanatyd?) of was ut dat wel…? Ik dòcht ok terug an ut moment dat wij op un werkfergadering moesten overlêge over hoefeul natte washandsjes we metnimme suden op ut skoalreiske: dy dag is der wat in mij knapt en binnen dry maanden werkte ik ergens anders; ik was toen wel un bitsje klaar met de ‘natte-washandsjes-kultuer’ in ut basusonderwys. Bij burgemeester Kramer dòcht ik ok even su’n soart reaksy te siën, mar hij war fanself wel slim genoëg om dat nyt lúdop te sêgen, want foar je ut wete hewwe jou un “my-toe” an de broek! Dy man is stiengoëd en sei met un stienen gesicht: “Mut dat nou echt?” In de lanneluke polityk siën we dat de Staat ut gewoane folk nyt mear begrypt en andersom. Of wilde Manon met haar moaty antoane dat sij as plattelandspolitika wèl dicht bij de simpele burger staat?

Okee toegeven, wij hadden ok un heppy stoon bij de deur liggen en ik war mar wat blyd dat twee kleine meiskes twee weken leden bij oans anbelden en froegen: “Meneer, die mooie happy stone die daar ligt, mogen wij die ook ècht meenemen?” Want kynders onder de tyn jaar in oans stadsje prate fansels gyn Dokkumers. Ik in myn bêste Nederlâns útlêge dat ut folgens de regels (wy het dy regels eigenluk bedòcht?) falself wel mòcht, mar dat un goeie fryndin disse steen spesjaal foar oans bla, bla, bla… Se snapten ut wel en met un “Het is ook een hele mooie…” fertrokken se gelukkug wear, mar toen ik gister thúskwam, war oans heppy stoon wel moai fertrokken: fut! Weg stoon.

Manon het gelyk: de gemeente mut stiennen beskikbaar stelle, sudat kynders (en ik slút sommuge folwassenen en selfs raadsleden nyt út) fan de stiennen wêr’t anderen wiis met binne, afblive kinne. Hannen af fan alle moais in Dokkum!

Mar selfs in Dokkum stoat un ezel him gyn twee kear an deselfde stien, dus ik siën su’n tweede moaty der nyt fan kommen. Ik sú self gyn stien op de andere late, mar ja, ik sit nyt in de raad…

Je mutte dus mar hoare wy’t ut seit. Ut wurdt tyd dat wij wear gewoan doën kinne en oans echt druk make over hoe wij befoarbeeld disse krisus te boven komme en hoe’t wij dêr allegaar oans stientsje an bijdrage kinne. De prik der in en dan stientsje foar stientsje alles wear opbouwe.

Nòg wel even dit:

Hij (of sij natuerluk!) dy’t sonder sonden is, werpe de earste stien sú ik sêge, mar wij wille noch wel graag even wete wy’t oans heppy stoon metnommen het, want dêr bale wij behoarluk fan! De onderste stien sil boven komme om oans heppy stoon terug te krijen… Ok namens myn frou.

NOTA BENE: disse stukjes en kollumns binne bedoëld om reaksys op te roepen en krijen, mar wel in ut Dokkumers! Dus skryf su as’t praatst en reagear, mar wel it oans stadstaaltsje graag! Aksy geeft reaksy. Kyk ok us op: www.dokkumers.nl

Warner B. Banga
Namens Ut Genoatskap foar ut gebrúk fan ut Dokkumers