Hoewel bier eeuwenlang de belangrijkste volksdrank en dorstlesser was geweest, begon het gerstenat in de 17e eeuw langzamerhand terrein te verliezen en zagen ook Dokkumer brouwers hun omzet dalen.

Eén van de belangrijkste oorzaken daarvoor was de opkomst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, de eerste multinational, die de Verenigde Nederlanden wel zijn Gouden Eeuw zou bezorgen, maar met de aanvoer van exotische producten als koffie en thee uiteindelijk een goedkope vervanger van bier aanvoerde. Aanvankelijk waren het delicatessen uit verre oorden geweest, maar in de loop van de achttiende eeuw daalde de prijs van koffie en zakten theeprijzen. De tarieven werden door de overheid bovendien enkele malen flink verlaagd om het smokkelen van koffie en thee tegen te gaan. Anderzijds stegen de kosten van brandstof en graan, waardoor de bieren duurder werden en ‘in prijs zeer zijn toegenomen’.

Om het tij nog te keren, schreven de brouwers aan het veelvuldig gebruik van koffie en thee een verzwakking van de magen der consumenten toe, zodat zij niet meer in staat waren het gezondere en krachtiger bier te verdragen! Het verdwijnen van de bijna 20 bierbrouwerijen zal voor een klein stadje als Dokkum de nodige economische en sociale gevolgen gehad hebben. Banen verdwenen en moesten elders weer gevonden worden, bedrijfspanden kregen een nieuwe bestemming en van oudsher hadden leden van het bierbrouwersgilde een belangrijke rol gespeeld in de plaatselijke samenleving.

Toen het biergebruik daalde, moesten de brouwers op zoek naar alternatieven om hun boterham te verdienen. Omdat het drankgebruik in Friesland in de loop van de achttiende eeuw schrikbarend toenam, dachten vele brouwers die stap gemakkelijk te kunnen maken door tevens over te gaan op het stoken van jenever en sterke drank. In 1749 vinden we in Dokkum liefst 24 bedrijven, die bier of sterke drank produceerden, maar het werkelijke aantal dat zich hiermee bezighield was waarschijnlijk nog hoger, omdat dit niet altijd nauwkeurig vastgelegd is. Niet geheel ten onrechte werd destijds over de stad gezegd: ‘Alles wat út Dokkum komt, dat suupt!

Na 1800 werd de concurrentie van Schiedam echter te sterk en moesten vele Dokkumer ondernemers wederom uitkijken naar een nieuwe broodwinning. Velen vonden dat in de handel en middenstand. Dokkum was meer dan ooit koopstad geworden. Proost!

Bonifatiusbier2